Johannes Hermanus Henkes sloeg de slag van zijn leven toen hij samen met twee vennoten tijdens een openbare verkoping in herberg De Vergulde Swaen een korenbranderij kocht. Voor een appel en een ei kwam hij in 1824 niet alleen in het bezit van een spiritusstokerij, maar werd tevens (mede-)eigenaar van een paardenstal, wagenhuis en pakhuizen en aandeelhouder in de windmolen De Distilleerketel. Aan zijn compagnon Arie de Jong, de zoon van een bekende Haagse distillateur uit Den Haag, dankt Henkes wellicht het bekende ooievaarsymbool.
Distilleerderij 'De Ooyevaar' had het in de beginjaren moeilijk, tot in 1850 de stoommachine opkwam. J.H. Henkes verzocht de overheid in 1850 om zijn oude paardenpompmolen in de distilleerderij te mogen vervangen door een met stoom aangedreven exemplaar. Hij kreeg toestemming en was daarmee de eerste jeneverstoker met deze techniek. Hij was zo in de ban van deze moderne techniek dat hij een nieuw type fornuizen ontwikkelde, dat een aanzienlijke besparing aan brandkosten opleverde.
De familie Henkes, een redersfamilie, liet rond 1750 aan de Voorhaven 3 een vispakhuis neerzetten. Toen men van de scheepvaart overstapte op het stoken van drank werd de eerste Henkes stokerij in dit pand ondergebracht. In het pand is vanaf 1997 Miller’s Café Restaurant gehuisvest.
Het Henkes pand aan Voorhaven 19-31 werd gebouwd in de jaren zestig van de 19e eeuw. Rond 1967 verhuisde de distilleerderij naar Hendrik-Ido-Ambacht alwaar het distilleerbedrijf werd voortgezet door de Suiker Unie. Het pand aan de Voorhaven werd toen verkocht aan de gemeente Rotterdam.