DEVENTER VROUWENKLOOSTERS. (4/7)
Of de hervorming ook in deze stichting haar invloed heeft doen gelden, is niet bekend; in elk geval is in de 16e eeuw het getal der bewoonsters voortdurend kleiner geworden. Tijdelijk vonden de verdreven Diepenveensche nonnen er in 1579 een onderdak. In 1581 werden op last van de magistraat de 3 altaren in het kerkje weggenomen. In 1592 waren er nog twintig zusters in leven, wier successievelijk afsterven de aangevangen slooping van de eens zoo bloeiende stichting voltooide. De gebouwen en eigendommen kwamen aan de stad: in een gedeelte der gebouwen werd de munt gevestigd ; in het voormalig bouwhuis kwam het gildehuis, waar de gilden voor vergaderingen en feesten bijeen kwamen. In 1645 kwam er het H. G, of Groote Gasthuis, dat er sedert gebleven is. Ik zeide reeds, dat ten tijde toen Johan Brinckerink het bestuur over het Meester Geertshuis voerde meerdere dergelijke vrome huizen naar het voorbeeld van het Meester Geertshuis ontstonden. Een bewijs te meer hoe groot de drang in die dagen was om tot een vroom leven over te gaan en hoe vele vrouwen er waren, die, zooals men toen uitdrukte „een vonkske ontvangen, of een inslag gekregen hadden". Deze stichtingen zijn naar orde des tijds opgenoemd: le het Lamme van Diesenhuis of Lammenklooster; 2e het Buyskensklooster; 3e de Brandes en Kerstekenshuizen in het jaar 1469 tot één stichting samengesmolten. Alle deze stichtingen hebben in groote trekken genomen één geschiedenis. Zij waren allen naar het voorbeeld van het Meester Geertshuis ingericht en hare statuten waren aan die van dit huis gelijk; allen hebben zij als eerste rector of bestuurder gehad de bekende Johan Brinckerink; allen stonden eerst wat het kerkelijke betreft onder den priester van de Mariakerk, doch kregen omstreeks 1500 vergunning tot het bouwen van een eigen kerkje en het aanleggen van een eigen kerkhof; allen sterven omstreeks 1600 uit, doordat geen nieuwe zusters meer werden toegelaten, terwijl de eigendommen aan de stad vervielen. Over elk van deze huizen ten slotte nog een kort woord. Het Lamme van Diesenhuis, aan de heilige Caecilia gewijd, werd in 1388 door Lamme of Lamberta van Diese gesticht, waartoe zij haar huis in de Pontsteeg gelegen afstond. Twee aangrenzende huizen werden door haar in 1390 aangekocht, waarmede de stichting werd vergroot, terwijl in 1495 Agneta Swaefken, zuster in dit convent door het schenken van haars vaders huis, haar erfdeel, grenzende aan het klooster, aan de stichting nog meerdere uitbreiding gaf. De stichting grensde aan het Florenshuis en stond op een deel van het terrein dat door de veel latere H. B. S. met 5-jarigen cursus werd ingenomen. Hoewel niet ruim hadden de zusters het er toch ruimer dan in het Meester Geertshuis; op Kerstdag kregen zij o.a. een witte wegge en een kroes wijn; eveneens op Vrouwendag, Paschen, Pinksteren en Midwinter. Van haar kant gaven zij aan haar buren de broeders van het Florenshuis op Nieuwjaarsdag twee taken wijn, een half pond rijst en twee witte weggen; op Goeden Vrijdag vier kannen wijn, vier witte weggen en twee pond rijst en op 26 Augustus een groot stuk gebraad met 4 kannen wijn en vier witte weggen. Toen Andrea Iseren in 1465 matersche werd was er maar een gulden aan gereed geld in huis te vinden, maar zoo goed wist zij het bestuur te voeren, dat bij haar overlijden boven de tweeduizend gulden aan renten en erfenissen was samengebracht, behalve nog 150 goudguldens aan gereed geld, die men in haar kist vond.
Het leven van Andrea Iseren, die al op haar 9e jaar in het klooster kwam en er in 1502 als matersche overleed is door een harer medezusters beschreven (zie archief van het Bisdom van Utrecht, 2de deel) en wie een goed beeld wil krijgen van het vrome, eenvoudige leven, dat hier werd gevoerd, zij deze levensbeschrijving zeer ter lezing aanbevolen. In Maart 1604 besloot de magistraat, daar nog slechts 2 nonnen in leven waren de gebouwen en de goederen te naasten; de beide nonnen mochten in het conventziekenhuis haar laatste jaren slijten.